Begroting 2019

Macro-economische / financiële beschouwingen

 

Macro-economische/financiële beschouwingen

De crisisjaren van 2008 tot 2016 liggen achter ons. De economie groeit fors. Zo fors dat er zelfs opgepast moet worden voor oververhitting van de Nederlandse economie. Het Centraal Planbureau (CPB) raamt voor de komende jaren een aanhoudende economische groei. De olieprijs is wel stijgende, maar blijft vooralsnog op een relatief laag niveau wat een dempend effect heeft op de inflatie. Huizenprijzen blijven stijgen. Nieuwbouwprojecten komen makkelijk van de grond. De lage hypotheekrente draagt hier aan bij. De keerzijde hiervan is dat vakmensen, evenals de grondstoffen, schaarser en dus duurder worden. De spaarrentes laten nog steeds een dalende trend zien, wat sparen niet aantrekkelijker maakt, maar het aflossen van de bestaande hypotheeklening daarentegen wel.

Waren de afgelopen jaren de CAO-loonstijgingen beperkt, de recentelijk afgesloten CAO's laten forse loonstijgingen zien. De loonstijgingen zijn ook mede ingegeven door de schaarste op de arbeidsmarkt. Veel werkgevers hebben moeite om aan geschikt personeel te komen. Desondanks maken bedrijven hoge winsten, wat leidt tot hogere belastingopbrengsten bij het Rijk. Meer inkomsten bij het Rijk betekent doorgaans ook meer uitgaven. En meer rijksuitgaven leidt via de trap-op-trap-af systematiek tot meer geld in het gemeentefonds en daardoor voor alle gemeenten een hogere uitkering uit datzelfde gemeentefonds. Tegenover deze hogere uitkering uit het gemeentefonds staat de opschalingskorting op het gemeentefonds, die nog doorloopt tot 2025 en ons tot dat moment ongeveer € 1,5 miljoen structureel én cumulatief per jaar kost. Ook moeten we als gemeenten de stijgende zorgkosten zelf betalen. Van de middelen die dan nog overblijven, geven we prioriteit aan autonome ontwikkelingen die geld kosten (zoals nieuwe CAO's), en uiteraard ook aan de ambities die wij en u als College en Raad zelf hebben. Dat betekent echter wel dat de hogere uitkering uit het gemeentefonds onvoldoende is om onze ambities allemaal waar te kunnen maken.

Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt en de afname van de werkloosheid neemt het aantal bijstandscliënten nog niet in dezelfde mate af. Dit komt door de toestroom van statushouders die niet direct een baan vinden en door het oprekken van de pensioenleeftijd, waardoor veel mensen zonder werk, die tegen hun pensioen aan zaten, nu in de bijstand komen. Doordat het aantal bijstandscliënten slechts zeer beperkt afneemt, blijven gemeenten geconfronteerd worden met relatief hoge uitgaven aan de bijstand.
Als klein land zijn we als Nederland sterk afhankelijk van het grote buitenland. Kleine ontwikkelingen in het buitenland kunnen grote gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Zo vormt de handelsoorlog die de Verenigde Staten begonnen zijn een serieuze bedreiging voor de hoge economische groei in Europa en in Nederland. Ook de Turkse Lira-crisis kan impact hebben op het wereldwijde beursklimaat en daarmee op de economische groei. Ook de onzekerheid die blijft bestaan over de Brexit doet de economie geen goed. Daar staat tegenover dat de rust in de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie lijkt te zijn weergekeerd.
Het CPB blijft in haar meest recente ramingen positief over de economische groei in ons land: 2,8% in 2018 en 2,5% in 2019. En was in 2015 nog 6,9% van de beroepsbevolking werkloos; dat percentage daalt gestaag naar 3,9% in 2018 en 3,5% in 2019. Het aantal openstaande vacatures neemt toe van 186.000 in 2018 naar 235.000 in 2019.
Verwachtte het CPB vorig jaar nog een koopkrachtontwikkeling voor de Nederlandse huishoudens van 0,5% in 2018; nu is dat percentage bijgesteld naar 0,4% in 2018 en 1,3% in 2019. De reden dat de koopkracht in tegenstelling tot in 2018 in 2019 wel groeit, is dat de loonontwikkeling van de huishoudens in 2019 gemiddeld genomen harder stijgt dan de inflatie. Dat betekent dat de extra inkomsten uit (CAO-)loonstijging niet volledig op gaan aan de kosten van duurder geworden goederen en diensten. Er blijft dan meer geld over dat 'vrij besteedbaar' is. Het overheidstekort laat in 2018 (mede door de nog steeds achterblijvende investeringen bij gemeenten) een overschot zien van 0,7% dat in 2019 nog iets verder oploopt naar 0,9%. De staatsschuld bevindt zich met 49,2% in 2019 ruimschoots onder het afgesproken niveau van 60% van het Bruto Binnenlands Product.
Naast de verbeterende vooruitzichten voor de Nederlandse economie in zijn geheel, is er in 2019 reden het optimisme over de gemeentelijke financiën te matigen. Het effect van de verbeterde financiële positie van het Rijk op het gemeentefonds is namelijk relatief beperkt. Zolang de hogere belastinginkomsten niet worden uitgegeven maar ingezet worden om de staatsschuld te verkleinen, profiteert het gemeentefonds daar (via de trap op trap af systematiek) niet van. Wel heeft het kabinet besloten om het gemeentefonds voortaan te koppelen aan de brede rijksuitgaven, waardoor er naar verwachting minder (grote) schommelingen in het gemeentefonds zullen optreden. Dit is positief voor de gemeenten.
In het Coalitieakkoord is opgenomen dat Amersfoort een 'anticyclisch' economisch beleid voert. Dat wil zeggen dat we in jaren van economische en financiële voorspoed niet direct al het geld uitgeven maar waar mogelijk financiële reserves versterken (juist  'vet op de botten' creëren) zodat we later, wanneer het economisch wat minder goed gaat, ook minder snel drastisch structureel hoeven te bezuinigen. Hiermee dempen we ook ongewenste economische effecten in de stad af. Dat maakt het incidenteel eenvoudiger om verwachte hogere lasten of lagere baten na 2022 structureel op te vangen: zoals de groei van de kapitaallasten als gevolg van de vervangingsinvesteringen, de opschalingskorting van het Rijk e.d.